Zaterdagmiddag in Groningen

duiven

Nog twee weken tot Sinterklaas. Zaterdagmiddag in Groningen. Zwarte Pieten die abseilen langs de pilaren van het stadhuis. Een Piet op een olifant. Dicht opeengepakte mensenmassa’s. Kermis. Een optreden van een rockband: vier mannen verkleed als Indianen. Bij enge films en thrillers weet je dat er nu iets engs te gebeuren staat. De kermismuziek gaat steeds sneller spelen. Zwelt aan tot een hysterische kakofonie van geluiden. Elk moment kan de moordenaar of kidnapper nu toeslaan.

molenHet kleine meisje in de draaimolen heeft het haarfijn in de gaten. De duiven zien het aan vanaf een pilaar waarlangs net nog een Zwarte Piet naar beneden kwam. Zij geloven het allemaal wel. Straks zijn de mensen weg met al hun attributen en is de stad weer gewoon van hen.

11-20-2005

Kastanjes

Volgens het huis-aan-huisblad zou het meevallen bij ons in de wijk. Maar een klein deel van de kastanjebomen in Hillegersberg zou getroffen zijn door wat in de media de ‘geheimzinnige bloedingsziekte’ is gaan heten.

Ik hou mijn hart vast.

Wat blijft over van de Burgemeester le Fevre de Montignylaan zonder de kastanjebomen? Zonder de bomen die deze laan elk seizoen een eigen en ander gezicht geven. Wellustig in het voorjaar als ze extatisch en ongeremd bloeien. Streng in de winter wanneer de bomen hun kale armen omhoog reiken als een dominee die vanaf de kansel de hemel om vergiffenis smeekt. Ik hoop dat de hemel vergeving schenkt.

Want zonder kastanjebomen is de Burgemeester le Fevre de Montignylaan toch eigenlijk niets anders meer dan een heel gewone straat met een aanstellerige, veel te lange, onuitsprekelijke naam.

fevre

11-16-2005

Requiem voor Limburgse oehoes

‘Limburgse oehoes dood door gif’ las ik in NRC. Een treurig begin van mijn weekend.

Jaren geleden al weer gingen wij kijken naar de oehoes in de ENCI-groeve op de Sint Pietersberg bij Maastricht. Een broedpaartje bracht er voor het tweede of derde jaar een stel jongen groot. Plaatselijke vogelaars hadden langs het pad tussen wat struiken een onofficiële uitkijkplaats gecreëerd. Van daaruit kon je de groeve overzien. Op een richel in de steile wand aan de overkant hadden ze hun nest gebouwd. We waren niet de enige bezoekers op die mooie avond in juni. Toen we aankwamen, stond al een groepje mensen zwijgend door telescopen en verrekijkers te kijken. Er heerste een gewijde, eerbiedige stilte. Een jonge man met een bol, blozend gezicht en een telescoop zo groot dat hij eerder bedoeld leek om verre planeten te bekijken dan vogels wees ons een plekje toe. Hij leek de onofficiële beheerder van de uitkijkplaats. De hogepriester. Met zijn hulp kreeg ik ze met enige moeite in de lens van mijn telescoop. De beide volwassen oehoes die met hun verenkleed van vele schakeringen beige en bruin de perfecte schutkleuren hebben voor het bewonen van een mergelgroeve. Een van de jongen zat op een richel niet ver van het nest. Een aandoenlijke pluizige teddybeer, verwonderd om zich heen kijkend. Onwetend van het vreemde wezen mens dat hem vanaf de overkant van de groeve in religieuze aanbidding aanstaarde, maar dat ook het bijna uitsterven van zijn soort heeft veroorzaakt.

Nu zijn ze dood. Misschien niet speciaal onze oehoes, maar toch. Dood door gif (pcb’s) waarmee wij mensen met onze industrie de aarde decennialang hebben verziekt.

De Amerikaanse biologe Lynn Margulis noemde de mens eens een pioniersoort. Dat is een soort (meestal wordt de term voor planten gebruikt) die een braakliggend stuk grond als eerste in gebruik neemt. Vervolgens gaat woekeren en daarmee de eigen ondergang bewerkstelligt, doordat voedingsstoffen opraken en de individuen van de soort elkaar verstikken. Na het verdwijnen van de pioniersoort komen nieuwe soorten. Meer bescheiden soorten die niet gaan woekeren, maar ook anderen een plek gunnen. Zo ontstaan biodiversiteit en ecologische rijkdom. Volgens Margulis heeft de mensheid het punt bereikt waarop het stuk grond dat we hebben gekoloniseerd (de gehele aarde) ons niet meer kan voeden. We hebben de aarde ‘uitgewoond’.

Vreemde gedachte dat de aarde een zoveel mooiere en rijkere plek zal zijn als de mens eenmaal is verdwenen. Ik hoop dat de oehoes het tot die tijd uitzingen. Ik gun ze een plekje op die nieuwe mensloze aarde.

13-11-05

IJsselmeerdijk, Swifterbant, november 2005

ijsselmeerdijk

Nee, ik behoor niet tot de orde van politiek correcte milieubeschermers die elke aantasting van het landschap verfoeien, maar windmolens ineens wel mooi vinden.

Ik ben gewoon een recht toe recht aan romanticus. Vroeger was alles beter. Dorpjes behoren pittoresk te zijn. Het platteland idyllisch, zoals het honderd jaar geleden was. Liever nog vandaag dan morgen terug naar het landschap van de plaatjes uit de Verkade-albums van Jac. P. Thijsse. Naar de tijd van Ot en Sien.

Maar soms, heel soms, kan iets wat nieuw is, modern, van deze tijd toch mooi zijn. Zoals de windmolens langs de IJsselmeerdijk bij Swifterbant op een nevelige herfstavond tegen een ondergaande zon.

11-11-05

Hopper in Almere

nacht_vd_nacht_2

De Kemphaan, Almere, Nacht van de Nacht. Ik weet niet waarom dit beeld me aan de schilderijen van Edward Hopper doet denken.

Edward Hopper schilderde – zoals ze dat noemen – felrealistisch. De mensen op zijn schilderijen zijn scherp afgetekend, geen vage schimmen zoals op deze foto. Zijn nachtelijke scènes baden in kil, hel tl-licht, niet in een vriendelijke oranje gloed zoals dit ‘tweetal bij een brug’.

Wat deze foto met Hopper verbindt is de sfeer. Desolaat. Eenzaam. Mensen die zoeken naar houvast. Naar warmte. Beelden van een akelige schoonheid. Beelden die niets geruststellends hebben, maar wel intrigeren.

08-11-05

Wonderen der Natuur

Drie vreemde witte wezens oprijzend in het gras. Twee met hoed, één met pijpenkrullen. Feestgangers. Gekleed en opgedoft voor het grote paddestoelenherfstbal.

Waarom nog leeuwen en olifanten willen zien in Afrika, haaien voor de kust van Australië, walvissen bij Groenland, als je ook naar inktzwammen in het Noordlaarderbos kunt kijken?

noordlaardense_bos_3

06-11-05

Polder de Punt

’t Is maar een onooglijk gebiedje. ’t Ligt pal langs de A28. Vlakbij het punt waar de snelweg het mooiste beekdal van ons land – dat van de Drentsche Aa – aan flarden scheurt. Als je erin slaagt het geraas van de auto’s weg te denken, kun je je hier op een nevelige najaarsdag heerlijk terug wanen in de tijd.

Een gebiedje zonder veel pretenties. Water, rietkragen, weilanden met Shetlandpony’s. Meer is ’t niet. Maar genoeg om de nostalgie te laten toeslaan. Konden we maar terug naar het Nederland van anderhalve eeuw geleden toen er nog geen snelwegen, auto’s en vliegtuigen waren.

Hoe lang duurt het nog voor vliegtuigen geluidloos zijn geworden of vervangen door Zeppelins? Voor autowegen eindelijk onder de grond zijn opgeborgen? Voor polder De Punt werkelijk het paradijsje is geworden dat het kan zijn?

depunt

01-11-05

Tempelstukken, Drenthe, oktober 2005 (2)

Ton Lemaire – filosoof, romanticus, mysticus – schrijft vaak over het geluk van het wandelen over oude voetpaden en veldwegen. Over hoe het wandelen ons tijdelijk wegvoert uit de moderne maatschappij en ons in contact brengt met een ‘archaïsche ruimte die onder of naast de moderne ruimte nog enigszins voortbestaat’.

Lemaire vertelt ook over het gevoel dat hij heeft dat ‘het eigenlijke leven’ zich niet in de stad afspeelt, maar daarbuiten, op het platteland, in de wildernis. ‘Alsof alleen dáár de wereld is zoals ze in haar kern is, geweest is en moet blijven.’ Sommige mensen noemen Lemaire een zwever die het verleden idealiseert. Die zwelgt in melancholie en nostalgie. En dat is hij natuurlijk ook.
[[image:tempelstukken_2.jpg:Tempelstukken:inline:0]]
Maar ik kan het niet helpen dat ik elke keer als ik over de Tempelstukken wandel tot Lemaire-achtige bespiegelingen kom. Alles aan de Tempelstukken ademt de sfeer van verloren gegane plattelandsidylle uit. Ik denk dat de schoonheid van de Tempelstukken zelfs de meest kille rationalist en de grootste cynicus nog tot natuurlyriek kan brengen.

tempelstukken_2

Maar ik kan het niet helpen dat ik elke keer als ik over de Tempelstukken wandel tot Lemaire-achtige bespiegelingen kom. Alles aan de Tempelstukken ademt de sfeer van verloren gegane plattelandsidylle uit. Ik denk dat de schoonheid van de Tempelstukken zelfs de meest kille rationalist en de grootste cynicus nog tot natuurlyriek kan brengen.

26-10-05

Drie paarden

Ook Drenthe is een echt paardenland geworden. Op onze vaste boodschappenroute langs het Oostervoortsche Diep ontmoetten we dit drietal. Zachtmoedig, beschaafd onderzoekend. Zoals paarden dat zijn. Ach, het heerlijke gesnuif van paarden. Hun geur. De manier waarop ze hun zachte, maar toch dwingende neus tegen je aan duwen, zoekend naar een suikerklontje of anders lekkers. Zoals alleen paarden dat doen.

paarden_copy1

23-10-05

Koeien van Westervelde

Ze kwamen allemaal kijken. De koeien langs het landweggetje van Westervelde naar Norg. Mooie, glanzende, gezond uitziende koeien. Sommige nog vrij jong, een beetje dartel. Nieuwsgierig ook. Andere al wat ouder. Met die berustende, zelfs een tikje vermoeide blik, die volwassen koeien hebben.

Geduldig lieten ze zich op de foto zetten.

Ze zeggen dat de koeien uit het landschap verdwijnen. Dat boeren hun koeien steeds vaker het hele jaar op stal houden. Je hoeft maar één keer langs een weiland met koeien te zijn  gelopen om te weten dat dat niet mag gebeuren. Nooit mag gebeuren.

koeien_westervelde

18-10-2005

Eiken in Veenhuizen

Bomen inspireren en zetten aan tot bespiegelingen. Een van de bekendste ‘bomendenkers’ was de filosoof Heidegger. In zijn geschrift der Feldweg (‘De Landweg’) leert hij ons de les van de grote eik aan de landweg van zijn geboorteplaats Messkirch naar Ehnried. Alleen wie geworteld is kan groeien, zegt de eik. En dus kan de mens alleen slagen wanneer hij geworteld is ‘in het donkere van de aarde’ en zich opent voor de ‘weidsheid van de hemel’.

Tegeltjeswijsheid? Quasi-mystiek voor zelfhulpboeken? Maar Heidegger kon het wel heel mooi, gewichtig en diepzinnig opschrijven.

eik_veenhuizen

16-10-2005