Ze zeggen wel dat vroege jeugdherinneringen – grofweg van voor het vierde levensjaar – geen werkelijke herinneringen zijn. Ze zouden zijn gebaseerd op verhalen die je door ouders en familie keer op keer zijn verteld. De beelden die zich door die verhalen in je hoofd hebben vastgezet, zou je na verloop van tijd voor echte herinneringen zijn gaan aanzien. Ook oude foto’s zouden zo’n mechanisme in gang zetten. Je hebt er zelf van alles omheen verzonnen en bent die verzinsels voor werkelijk jeugdherinneringen zijn gaan aanzien. Ik heb veel herinneringen van voor en rond mijn vierde levensjaar. Misschien dus wel geen echte herinneringen. Maar ze zijn wel verrassend levendig. Opvallend is ook dat ik nog heel goed het gevoel kan terughalen dat erbij hoorde. Meestal angst of schaamte, maar soms ook wel blijdschap of opwinding.
Eén van de allereerste herinneringen moet die zijn aan een ringetje dat ik van mijn oma had gekregen en dat ik kort daarna alweer kwijtraakte in de zandbak. Ik zie mezelf nog in die zandbak zitten starend naar de vinger waar kort daarvoor nog een ringetje omheen had gezeten. Een smal ringetje was het. Van goud of zilver, dat weet ik niet meer, met een klein glinsterend diamantje erin. Of het er echt zo uitzag, weet ik trouwens niet meer. Wel weet ik dat ik me realiseerde dat er iets heel ergs was gebeurd en dat ze wel heel boos op me zouden zijn. Het ringetje is bij mijn weten nooit meer teruggekomen. Ligt het daar nog in die zandbak? Bestaat die zandbak nog? Is het ringetje ooit door iemand gevonden? Waar is het nu?