Foyle’s War

Beste tv-programma van nu: Foyle’s War. Uitgezonden door de KRO op zaterdagavond. ’t Is geen Inspector Morse. Die is ongeëvenaard. Maar hoofdpersoon Christopher Foyle (acteur Michael Kitchen) komt met z’n melancholieke uitstraling best een heel eind.

Britse series blijven toch honderd keer beter dan Amerikaanse. Al was het maar doordat ze gewone mensen laten zien: dikke mensen, lelijke mensen, mensen met scheve gezichten, een rare mond, uitpuilende ogen. Geweldige acteurs die bovendien gezichtsuitdrukkingen hebben. Heel anders dan acteurs in Amerikaanse series die er van zichzelf al uitzien als Barbie en Ken. En dan ook nog eens stijfstaan van de Botox waardoor ze hun gezicht niet meer kunnen bewegen.

Als verstokt Morse-fan is er nóg iets wat Foyle’s war (en andere Engelse detectives) een genot om naar te kijken maakt. Steeds weer duiken acteurs op die ook een rol in Morse hebben gespeeld. In de aflevering van afgelopen zaterdag herkende ik twee acteurs. De sport is om dan te raden in welke aflevering van Morse ze zaten. Dat valt niet altijd mee, want vaak is het vijftien tot wel twintig jaar geleden.

’t Bekendst is Thomas Lynley (Nathan Parker) die een smokkelende cricketspeler was in de Morse-aflevering ‘Deceived by Flight’. Maar ook Amanda Burton en Michael Kitchen zelf waren te zien in Morse.

 30-07-2005

En de musjes

De merels in onze voortuin doen het trouwens beter dan de mussen in onze achtertuin. Musjes hebben een nest gebouwd in de heg. Dat had een van onze katten al snel door. Het dikke mormel slaagde erin bij het nest te komen. Ik was net te laat. Toen ik haar uit de haag viste, had ze al een kleintje te pakken. Nog maar een paar centimeter groot. En helemaal naakt op een enkel donsveertje in het nekje na. Het kleintje werd levend en wel verorberd. Maar niet nadat de kat er eerst nog een poosje ‘leuk’ mee had zitten spelen. ’t Is de natuur. Maar voor mij een erg traumatische ervaring. Af en toe droom ik er nog van.

 20-07-2005

De merels (vervolg)

De merels blijven ons bezighouden. De uitgevlogen jongen hebben inmiddels (gelukkig) een staart. Daarmee zijn ze meteen een stuk minder onhandig en dus een minder makkelijke prooi voor katten. Ze moeten zichzelf nu zien te redden. Ik heb vanwege de warmte een vogelbadje voor ze gemaakt in de voortuin. En daar maken ze graag gebruik van. Lekker badderen en spetteren. Ma zit ondertussen al weer op het nest een volgend broedsel uit te broeden. Het gedoe begint dus binnenkort gewoon weer.

 18-07-2005

Aanslag

Balkenende over de aanslagen in Londen: ‘Als het gaat om de terroristische aanslagen in Londen kan het natuurlijk niet zo zijn dat op ‘t ogenblik een dergelijk heel verkeerd signaal wordt uitgezonden.’

 08-07-2005

Rorty

Kun je een beroemd filosoof om een handtekening vragen?

Na het overlijden van de beroemde Franse denkers Lyotard (in 1998) en Derrida (in 2004) is de Amerikaan Richard Rorty misschien wel de bekendste nog levende filosoof ter wereld. (Dat buiten de filosofie maar weinig mensen hem kennen, zegt iets over de maatschappelijke relevantie van de hedendaagse wijsbegeerte. Maar dat terzijde.)

Jaren geleden (in 1997) was Rorty in Nederland voor een lezing. Ik stond pal achter hem bij het binnengaan van de zaal. Hij stond nog even te praten met wat mensen. Ik kocht een boekje waarin de tekst van Rorty’s voordracht stond afgedrukt. Medefilosofiestudent Koos stootte mij aan en siste: ‘Nu! Dit is je kans. Vraag om een handtekening.’ Ik aarzelde (zoals wel vaker op beslissende momenten). Kun je een beroemd filosoof om een handtekening vragen zoals mensen dat bij schrijvers, voetballers en popsterren doen? Ik wachtte te lang. Rorty liep door.

Ik heb het boekje nog steeds. De eerste bladzij is leeg. Op de titel van de lezing na: Truth, politics and ‘post-modernism’. Daar hadden Rorty’s opdracht en zijn handtekening onder kunnen staan. Had ik er om moeten vragen? Ik weet het nog steeds niet.

03-07-2005

De merels

merel3

Het is verbazingwekkend hoe snel het gaat. Een week of drie geleden zijn ze uit het ei gekropen. Drie lelijke kale krieltjes. In no time door een vlijtig ouderpaar opgekweekt tot uit het nest puilende dikke donsballetjes.

Afgelopen week vlogen ze uit. Nou ja, vlogen. Hulpeloos geklapper met stompjes die nog vleugels moeten worden. Een staart hebben ze ook nog niet. Evenwicht bewaren is dus moeilijk.

Twee hebben het tot dusver gered. Nummer drie zijn we uit het oog verloren. Voor zijn of haar lot moet worden gevreesd.
Nou ja, twee uit drie is ook niet echt slecht.

Daar zitten ze dan in onze voortuin. Aandoenlijk te wezen. Dan eens in die struik, dan weer na halsbrekende toeren en woest gefladder een struik verderop. Onnozele halsjes zijn het die de wereld bekijken met een blik die het midden houdt tussen verbijstering en berusting. Pa merel blijft trouw regenwormpjes aanvoeren.
Wij bidden tot onze lieve Heer dat hij deze twee kleintjes door deze gevaarlijke dagen tot ze echt kunnen vliegen, heenhelpt.

merel4

 01-07-2005

Langs De Rotte (2)

brug

Twee bootjes leggen aan bij de brug bevolkt door drie jongens, twee meisjes en een hondje. De twee stoerst uitziende jongens – type gabber, driekwart broek, ontbloot gespierd bovenlijf, tatoeages – stappen uit. De meisjes – type vriendinnetje van gabber, bikini – stappen ook uit en nemen het hondje mee. De derde – type goedzak – blijft in de boot, drankfles onder handbereik. ’t Lijkt een fles rosé. Maar ik vraag me af of het klopt. Drinken gabbers rosé?

De twee gabbers springen een paar keer van de brug in het water. De achterwaartse salto van de jongen die onmiskenbaar de leider van het stel is, oogt indrukwekkend.

De twee meisjes kijken toe vanaf de kant. De ene met een heel lichte huid draagt een helblauwe bikini. Ze heeft een figuur dat je niet veel ziet. Dunne benen, smalle heupen, nauwelijks een kont, maar wel mooie grote borsten en een iets uitpuilend buikje zoals kleuters die wel hebben. Toch is ze sexy. Ik gok dat zij de vriendin van de salto-man is. Het andere meisje heeft een ‘gewoner’ figuur. Geen uitzonderlijk grote borsten, bredere heupen, billen die verraden dat ze te weinig aan sport doet. Haar gele bikini kleurt goed bij haar mooi gebruinde huid.

Nog een paar sprongen. Dan stappen de jongeren weer in de boten en varen ze verder.

  20-06-2005

Langs De Rotte

Op zonnige dagen lijkt heel Rotterdam wel uit te rukken om langs of op De Rotte te gaan recreëren. Op de kades verdringen wandelaars, tourfietsers, wielrenners, atb-ers en mensen op skeelers elkaar. Op het water trekt een bonte stoet aan sloepen, kano’s en jachtjes voorbij. De bruggen zijn geliefd bij mannelijke adolescenten. Ze wedijveren met elkaar wie er het stoerst vanaf springt.

Als je graag naar mensen kijkt en luistert, kun je op een bankje langs de kant je hart ophalen. Op een van de bankjes voor restaurant De Lindehoeve vertelde een oudere man over zijn leven aan kennissen die hij op zijn fietstochtje was tegengekomen. Een triest verhaal. Zijn vrouw was onlangs bij hem weggelopen voor een andere man. Hij had longkanker gehad. En het spaarpotje van 40.000 euro dat hij dacht te hebben, was een schuld van 15.000 euro gebleken. Hoe dat zat, kon ik uit het verhaal niet opmaken – een aandelenlease-constructie misschien? Zijn kennissen, een echtpaar, probeerden hem op te beuren. Moest hij niet eens gaan denken aan een nieuwe vrouw? Nee, dat zag hij niet zitten. Hij werd wel eens uitgenodigd hoor, voor een kopje koffie. Maar alleen van op de koffie gaan bij een vrouw kreeg hij het al Spaans benauwd. Nee, dan ging hij liever langs De Rotte fietsen. Hij hield van De Rotte. Het echtpaar wenste hem sterkte en ging verder. Ze waren nog niet weg of een ander ouder echtpaar schoof aan op het bankje bij de man. ‘Hee, hoe gaat het?’ Weer het hele verhaal. Vrouw weggelopen, longkanker, een schuld van 15.000 euro. Weer kon de man zich een half uurtje wentelen in medeleven.

Langs De Rotte fietsen als therapie.

vaartuig

19-06-2005

De merel

merel

Er broedt weer een merel in de voortuin. Gelukkig dit keer niet in de roos pal naast de voordeur. Telkens als we de deur uitgingen, bezorgden we het diertje een hartverzakking. Dit jaar nestelen ze in een dichte donkergroene struik langs het tuinpaadje. Ik kan het niet laten om bij het voorbijgaan telkens even tussen de bladeren door te gluren. Daar zit ze dan weer. Moeder merel vastgekleefd op het nest. Een groot starend oog. Een hysterische blik. Pa die opgewonden roepend van tak naar tak hipt in een poging je aandacht af te leiden. Maar de ellende begint pas als de jongen straks het nest verlaten. Onhandige dikke wezens zonder staart, die nog niet kunnen vliegen. Die wat hulpeloos in de voortuin rondscharrelen roepend om hun moeder. Een makkelijke prooi voor katten, waaronder onze eigen. Laffe theemutsen die bij het zien van die sneue donsbollen in kille moordmachines veranderen. Hoe vaak heb ik niet zo’n vogeltje voor de klauwen van een van onze katten van de grond opgeraapt en op een tak gezet? Om dan soms toch nog te moeten toekijken hoe het diertje even later alsnog een vreselijke dood sterft. Ik hoop dat die ellende ons dit jaar bespaard blijft.

Update: drie jonkies geboren!

merel2

 19-06-2005

Favoriete filosofen: Emil Cioran

‘Als je zwartgallig bloed in je aderen hebt, ben je onder de mensen evenmin op je plaats als een grafschrift midden in een circus.’ Hij leed aan ernstige depressies en extreme slapeloosheid. Hij haatte filosofische systeembouwers als Aristoteles, Thomas van Aquino en Hegel. (‘The worst form of despotism is the system, in philosophy and in everything’) en schreef daarom zelf in aforismen: korte, stevige, op zichzelf staande statements. Emil Cioran (1911 – 1995) werd geboren in Roemenië, maar vertrok toen hij halverwege de dertig was naar Parijs. Daar bouwde hij een bescheiden roem op in literaire kringen. Maar voor het grote publiek bleef hij een onbekende. Hoewel nihilist en misantroop in hart en nieren stierf hij niet vroegtijdig door eigen hand, maar bereikte de keurige leeftijd van 84 jaar. ‘Wie, uit verstrooidheid of onbekwaamheid, de mensheid ook maar enigszins in haar opmars zou stuiten, is een weldoener’, schreef hij stoer. Maar dan weer aandoenlijk: ‘Hoe meer de mensen mij onverschillig zijn, hoe meer ze mij in verwarring brengen; en als ik ze minacht, kan ik ze niet benaderen zonder te stotteren.’ En: ‘Met verschrikking beleef ik de vermindering van mijn mensenhaat, de losmaking van de laatste band die mij met hen verenigde.’

bloem

Gelukkig voor hem overleed hij jaren voor de plaag van het publiekelijk en schaamteloos mobiel bellen zich in volle omvang openbaarde. Al zou je haast denken dat hij deze voorzag. Zo schreef hij: ‘Het enige heil zit in de nabootsing van het zwijgen. Maar onze praatzucht dateert van vóór de geboorte. Behorend tot een ras van praatjesmakers en woordrijke spermatozoïden, zijn we chemisch gebonden aan het woord.’ En: ‘Men kan niet weten of de mens zich nog lang van het woord zal bedienen of dat hij geleidelijk aan de gewoonte om te brullen zal terugkrijgen.’ Nee, een liefhebber van het woord was hij niet, net zomin als van de ratio. ‘Zonder de heerschappij van het begrip, zou de muziek de plaats hebben ingenomen van de filosofie: dat zou het paradijs geweest zijn van de onuitsprekelijke vanzelfsprekendheid, een epidemische verrukking.’   Net als Nietzsche, die andere grootmeester van het aforisme, hamerde Cioran clichés en quasi diepe inzichten aan stukken. Over het lijden schreef hij: ‘Als ongewilde aanslag op onszelf, dwingt ziekte ons tot ‘diepte’, veroordeelt ons ertoe. – De zieke? Een metafysicus tegen wil en dank.’ Zelf word ik altijd vrolijk van zoveel cynisme en somberheid. De wetenschap dat er iemand heeft geleefd die mij zelfs in mijn chagrijnigste ogenblikken nog overtrof in zwartgalligheid. En dan komt hij – onverwacht en min of meer terloops – toch nog een advies over het goede leven: ‘Der dagen geur en smaak ontdekt men slechts wanneer men zich onttrekt aan de verplichting een lotsbestemming te hebben.’ Precies!

 13-06-2005

Nijlganzen en nieuw Rechts

Eén van de zegeningen van in Hillegersberg wonen, is dat je rond de plas kan wandelen. Dat doen wij elk weekend minstens één keer. Aan het eind van ons rondje kopen wij in het dorp een haring. Die eten we dan op zittend op een bankje met uitzicht over de plas. Nu in deze tijd is dat extra leuk. Niet alleen omdat er nieuwe haring is (goddelijk!), maar ook omdat de ganzen die bij de plas bivakkeren jongen hebben. Vooral de nijlganzen kunnen er wat van. Een paar jaar geleden telden we een nest van wel twaalf jongen. Rare wezentjes met tijgerstrepen op hoge poten.

nijlgans

Anders dan Michiel Smit van Nieuw Rechts beweert, zijn onze nijlganzen goed ingeburgerd. Ze leven in perfecte harmonie samen met een grote groep gewone Hollandse ganzen. Laatst kwamen we hem tegen op straat, Michiel Smit, niet ver van de plas. Zou hij onze nijlganzen hebben gespot? Helemaal vertrouwen doe ik het niet. Vorige week bestond het nijlganzennest nog uit vijf jongen. Dit weekend waren het er nog maar vier…

06-05-2005

De reiger

reiger

Waar water is, zijn reigers. Bij ons in de buurt wemelt het ervan. Maar ze blijven fascineren. Met hun bedachtzame tred. Hun dolksnavel. Hun zijdelingse wantrouwende blik als je ze voorbijloopt. De manier waarop ze eindeloos lang als bevroren langs de waterkant staan om dan heel plotseling pijlsnel uit te vallen naar een kikker of een vis. Een van de mooiste gedichten die ik ken, gaat over een reiger. Het is van Jan Willem Schulte Nordholt en het heet ‘Reiger op het Binnenplein’.

Een tovervogel daalt neer
op het rechtlijnige plein van onze dag van vandaag
vanachter glas en staal
kijkt het veelvuldig oog
van het kind dat wij goddank zijn
hem vol verwondering aan.

Hij duikt in zijn dons, hij denkt na
dieper waarschijnlijk dan wij,
hij heeft ook veel meer tijd
en zo oneindig veel meer ruimte.

Hij kleurt bij het zink van het plat,
een zuilenheilige op zijn eigen
ernstige poot, een grijze wijsgeer.

Eigenlijk zou hij erelid moeten zijn
van iets dat wij allemaal samen

voelen en willen, maar het heeft nauwelijks
een naam, noem het verlangen.

Maar hij ontstijgt. Reikhalzend
staat hij een ademloos ogenblik,
een trillende antenne. Dan spreidt

hij de majesteit van zijn vleugels.
Hij verheft zich hemelsbreed
boven ons op de aarde. Wij zijn
weer zeer met elkander alleen.


Uit: Verzamelde gedichten (Baarn: de Prom, 1996)

 06-06- 2005

Herinneringen

Ze zeggen wel dat vroege jeugdherinneringen – grofweg van voor  het vierde levensjaar – geen werkelijke herinneringen zijn. Ze zouden zijn gebaseerd op verhalen die je door ouders en familie keer op keer zijn verteld. De beelden die zich door die verhalen in je hoofd hebben vastgezet, zou je na verloop van tijd voor echte herinneringen zijn gaan aanzien. Ook oude foto’s zouden zo’n mechanisme in gang zetten. Je hebt er zelf van alles omheen verzonnen en bent die verzinsels voor werkelijk jeugdherinneringen zijn gaan aanzien. Ik heb veel herinneringen van voor en rond mijn vierde levensjaar. Misschien dus wel geen echte herinneringen. Maar ze zijn wel verrassend levendig. Opvallend is ook dat ik nog heel goed het gevoel kan terughalen dat erbij hoorde. Meestal angst of schaamte, maar soms ook wel blijdschap of opwinding.
Eén van de allereerste herinneringen moet die zijn aan een ringetje dat ik van mijn oma had gekregen en dat ik kort daarna alweer kwijtraakte in de zandbak. Ik zie mezelf nog in die zandbak zitten starend naar de vinger waar kort daarvoor nog een ringetje omheen had gezeten. Een smal ringetje was het. Van goud of zilver, dat weet ik niet meer, met een klein glinsterend diamantje erin. Of het er echt zo uitzag, weet ik trouwens niet meer. Wel weet ik dat ik me realiseerde dat er iets heel ergs was gebeurd en dat ze wel heel boos op me zouden zijn. Het ringetje is bij mijn weten nooit meer teruggekomen. Ligt het daar nog in die zandbak? Bestaat die zandbak nog? Is het ringetje ooit door iemand gevonden? Waar is het nu?

 03-01-2005